De funderingen
Nadat de Hollandia archeologen in april 2016 de grafkelder hadden blootgelegd waarbij ook de fundering van het koor van de kerk uit 1862 tevoorschijn was gekomen, hebben ze eerst de rommel en vervolgens de botten en de resten van een loden omhulsel van een grafkist uit de grafkelder verwijderd.
De archeologen hadden nog een middag om het terrein nader te onderzoeken. In de middagpauze hebben ze uitvoerig de tekeningen uit de achttiende eeuw bestudeerd. Ze gingen er vanuit dat er nog wel eens resten van een vorige kerk gevonden zouden kunnen worden. Aan de noordzijde van het koor van de kerk van 1862 waar ze het gemakkelijkst konden graven werd begonnen. Reeds snel stuitten ze op een groot stuk steen wat een restant bleek te zijn van een eerdere kerk. Na enige weken mochten de archeologen verder graven en toen bleek dat het koor van de vorige kerk veel groter was dan zij gedacht hadden. Vroeger was het mogelijk geweest om ruim om het praalgraf van Reinout van Brederode te kunnen lopen. Ze vonden een paar stukken tufsteen en een stuk Bentheimer zandsteen. De hoeveelheid tufsteen rechtvaardigt niet om te kunnen zeggen dat voor deze kerk er een tufstenen kerk is geweest. De stenen in de fundering zijn groter dan die later werden gebruikt. Door de deskundigen kon aan de hand van het gebruikte materiaal worden vastgesteld dat de kerk omstreeks 1300 moet zijn gebouwd. Dit is dus veel ouder dan het veronderstelde jaar 1460 dat men daarvoor aannam als stichtingsjaar van de middeleeuwse kerk.
De sloop van het koor van de middeleeuwse kerk heeft plaatsgevonden tussen 1784 en 1789, want op een tekening van Tavenier uit 1784 is het koor nog intact en in 1789 is het koor vervangen door een luif om het beeld van Reinout van Brederode te beschermen. Van de luif is door de archeologen niets teruggevonden.